Een Leven in het Teken van Solidariteit met de Armen

Missionair werker Otto de Vries moest de Filipijnen verlaten. Zijn permanente verblijfsvergunning is door de Filipijnse overheid ingetrokken.
“Buitenlanders die zich te veel aansluiten bij de situatie van de armen worden beschouwd als politieke inmengers, als bemoeiallen,” verklaart Otto.

Door Tatiana Waterink, Week Nederlandse Missionaris (WNM)

Na dertig jaar moet Otto de Vries (62) de Filipijnen verlaten. Het leven van Otto staat in het teken van werken en leven met de armen. Als telg van een welgestelde familie in Brabant studeerde hij biologie, werkte op een alternatieve boerderij, liep een jaar stage in Ivoorkust en was uitzendkracht als werkstudent. Zijn ogen werden in die periode geopend voor ongelijkheid en armoede en in 1987 sloot hij zich aan bij de Calama-beweging; een groep priesters, religieuzen en leken die samen met de armen de kerk van de armen wil opbouwen. Otto liet zich dan ook omscholen tot pijpfitter en werkte in de Rotterdamse haven. “In 1991 ben ik naar de Filipijnen gegaan met een missiebrief van bisschop Bär op uitnodiging van bisschop Labayen.” Diens oproep tot een kerk van de armen inspireerde hem te leven met en onder de arme arbeiders in de Filipijnse hoofdstad Manilla.

Armen

“Meer dan twintig jaar woonde ik tussen de armen en werkte eerst als lasser en fitter. Dagelijks heb ik zo het leven van de arbeiders meegemaakt; altijd werken met een tijdelijk contract, soms korter dan zes maanden, zonder een garantie op verlenging. Net als de anderen verdiende ik nauwelijks het minimumloon.” In 2000 schoolde Otto zich om tot elektricien en werkte hij voor verschillende onderaannemers in de bouw. Het werk is lichamelijk erg zwaar, terwijl basisrechten zoals een minimumloon en vooral veiligheid met voeten getreden worden,” benadrukt Otto. Het leidde ertoe dat Otto de werkomstandigheden is gaan vastleggen bij de onderaannemers in de bouw. “Elke extra laag van onderaannemer zorgt ervoor dat de werkomstandigheden voor de arbeiders verder verslechteren. De arbeiders verdienen nog maar de helft van het minimumloon.” De werknemers slikken het omdat er voor hun gezinnen brood (rijst) op de plank moet komen. “Dat betekent een lang bewustwordingsproces om zich te organiseren.”

Protest

Ook ging Otto regelmatig naar de picket van vrouwen die in de kledingindustrie werken. Een picket is een ‘tijdelijk’ onderkomen, vaak eenvoudige hutjes (foto bovenaan), waar protesterende arbeiders verblijven. De fabriek waarin zij werkten werd uiteindelijk gesloten en de vrouwen kregen hun loon niet. “Hun werksituatie was nog beroerder dan in de bouw,” weet hij. Ondanks de protesten en het gelijk dat de vrouwen kregen in het geschil met de fabriek, hebben ze geen cent uitbetaald gekregen. De fabriekseigenaar liet de picket herhaaldelijk afbreken. “Die bestond de laatste twee jaar alleen nog uit een zeildoek als bescherming tegen de zon en regen.” Uit solidariteit met de vrouwen heeft Otto er nachtenlang doorgebracht. “De vrouwen hebben hun protest tien jaar lang volgehouden omdat ze samen opkwamen voor hun rechten. Niet alleen voor hun eigen recht, maar voor een menswaardig bestaan voor iedereen. Ik vind hierin de centrale begrippen van ons geloof in terug; de belofte van rechtvaardigheid, menswaardigheid, solidariteit en naastenliefde,” zegt Otto. Groepsverband is ontzettend belangrijk voor de Calamaleden. “We delen niet alleen regelmatig onze ervaringen, die verbinden we ook met Gods woord om onze motivatie te verdiepen. We zorgden er ook voor dat seminaristen gingen werken als ongeschoolde arbeider, zonder dat de mensen wisten dat het seminaristen waren. Het viel velen zwaar zo geconfronteerd te worden met dit zware leven waar God afwezig lijkt,” licht de missionair werker toe. Het inspireerde een van de seminaristen als priester een arbeiderspastoraat op te bouwen.

Solidariteit

“Ik ben dankbaar voor de solidariteit van de maten op het werk, de arbeiders in de picket en de medebewoners in de armenwijk. Het is voor mij een belangrijke motivatie geweest de strijd voor rechtvaardigheid samen met hen voort te zetten en een voortdurende bron van inspiratie die eraan bijdraagt de Kerk voor de armen op te bouwen.” Door een ongeluk in 2014 moest Otto zijn werk als elektricien neerleggen. Het oecumenisch onderzoeksinstituut Eiler verzocht hem de staf te komen versterken als onderzoeker onder meer naar het systeem van onderaannemers, sociale zekerheid en de kledingindustrie. De organisatie wordt nu beschuldigd gelieerd te zijn aan een communistische terroristengroep. “Alles zonder ook maar enig bewijs,” benadrukt hij. “Terwijl wij met onderzoek gebaseerd op feiten bijdragen aan een meer rechtvaardige maatschappij.” Otto is gedwongen om begin mei de Filipijnen te verlaten, terwijl het beroep tegen zijn uitzetting nog loopt. Hij hoopt vurig terug te kunnen keren naar ‘zijn mensen’ om de kerk van de armen samen verder op te kunnen bouwen.

Bisschop Bernard Cortez van de prelatuur Infanta (Filipijnen) heeft een steunbetuiging voor Otto de Vries uitgebracht. In de Philippine Daily Inquirer is een artikel verschenen over het intrekken van de permanente verblijfsvergunning van Otto. De Week Nederlandse Missionaris ondersteunt missionair werker Otto al dertig jaar met onder meer een zorgverzekering, een vliegticket en verloftoelage als hij naar Nederland komt en de AOW-premie wordt voor hem betaald.

Bron:
Missionaire Agenda, pagina 16 – 17: MisAgenda_2021_nr2_LR-DEF.pdf (knr.nl) | Foto’s WNM